Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waar·zeg

Werkwoord

vervoeging van
waarzeggen

waarzeg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarzeggen
    • Ik waarzeg. 
  2. gebiedende wijs van waarzeggen
    • Waarzeg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarzeggen
    • Waarzeg je?