Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waar·de·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen waardeloos waardelozer waardeloost
verbogen waardeloze waardelozere waardelooste
partitief waardeloos waardelozers -

Bijvoeglijk naamwoord

waardeloos

  1. geen waarde hebbend
    • Deze oude biljetten zijn nu waardeloos geworden. 
  2. bijzonder slecht, verwerpelijk
    • Wat een waardeloze vertoning was dat, zeg! 
     En als het hout dan opnieuw bevroor barstten de samenvoegingen en werd de paal waardeloos.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be