Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuur·pan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuurpan vuurpannen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vuurpanv / m

  1. een hol metalen voorwerp waarin men een vuur kan laten branden ter verlichting of als signaal
    • Hij bracht er het leven af en spoedig kreeg het genoemde eiland zijne vuurbaak. Om de vlam zoo hoog mogelijk te brengen, werd de vuurpan aan eene wip of galg gehangen en op die wijze omhooggevoerd. Dit was de tweede vuurbaak langs de kust van Noorwegen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen