Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuist·ge·vecht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuistgevecht vuistgevechten
verkleinwoord vuistgevechtje vuistgevechtjes

Zelfstandig naamwoord

het vuistgevechto

  1. een gevecht waarbij men met vuistslagen tracht de tegenstander buiten gevecht te stellen
    • Dat vuistgevecht leverde hem een blauw oog en het verlies van twee voortanden op. 
Vertalingen

Gangbaarheid