Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·vie·len

Werkwoord

vervoeging van
vrijvallen

vrijvielen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vrijvallen
    • ...dat wij vrijvielen. 
    • ...dat jullie vrijvielen. 
    • ...dat zij vrijvielen. 

Gangbaarheid