Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·heids·recht
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  vrijheid zn  en  recht zn  met het invoegsel -s- 
    • [1] "vrijheid" opgevat als persoonlijke zelfbeschikking
    • [2] "vrijheid" opgevat als een gebied dat (deels) vrijgemaakt was van algemene regels en handhaving in het gebied van een landsheer
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijheidsrecht vrijheidsrechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vrijheidsrechto

  1. (juridisch) elk van de grondrechten die beschermen tegen de macht van de overheid
     Grapperhaus herhaalde vanmiddag dat 'dit nooit had mogen gebeuren'. Alleen in uitzonderlijke gevallen -zoals rond nationale veiligheid- worden afgeweken en dat was volgens de minister 'nu niet aan de orde'. „Ik vind bronbescherming een vrijheidsrecht. Het Openbaar Ministerie heeft gezegd dat dit niet had moeten gebeuren en daar ben ik het helemaal mee eens.”[1]
  2. (juridisch) (geschiedenis) privilege waarbij een landsheer de inwoners van een bepaalde plaats toestaat eigen regels zelf te handhaven
     Wanneer een dorp in die tijd vrijheidsrechten kreeg, werd daarmee de kiem gelegd voor wat men later een stad ging noemen. Zo zijn, om enkele duidelijke voorbeelden te geven, de Brabantse hoofdsteden Leuven, Brussel, Antwerpen en Den Bosch als kleine Vrijheden begonnen, qua grondgebied beslist niet groter dan de Vrijheid Rode.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Minister: OM maakte fouten in zaak burgemeesterslek” (Redactie 12-06-2018), Tubantia
  2.   Weblink bron “De Vrijheid Rode : Lees verder” (juni 2020) op oudevrijheid.nl