Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·heids·oor·log
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijheidsoorlog vrijheidsoorlogen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vrijheidsoorlogm

  1. een oorlog die men voert om een (vreemde) overheerser te verdrijven
     Als het een vrijheidsoorlog was, dan begreep ik het, dan zou ik de eerste zijn om dienst te nemen; maar Engeland en Oostenrijk helpen tegen de grootste man ter wereld..... niet juist.[2]
     Frankrijk verkeerde in 1788 onder de regering van Lodewijk XVI in een diepe economische crisis. Daarbij ging ook nog eens bijna 60 procent van de staatsinkomsten naar de oorlog in Amerika. Frankrijk was in 1777 betrokken geraakt bij de Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1775-1783). De Franse steun zou gunstig uitpakken voor de Amerikanen, maar in Frankrijk kwam het ”oude regime” meer en meer onder kritiek te staan.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Mark Wallet
    “”Vrienden van de Zwarten” in Frankrijk” (21 november 2008), Reformatorisch Dagblad