vrijberoepsbeoefenaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·be·roeps·be·oe·fe·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijberoepsbeoefenaar vrijberoepsbeoefenaars
vrijberoepsbeoefenaren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de vrijberoepsbeoefenaarm

  1. (beroep) iemand die als zelfstandige in een bepaald vak diensten verleent
     „De vrijberoepsbeoefenaar heeft de reputatie dat die veel meer verdient dan de specialist in dienstverband”, zegt woordvoerder Ellen van Rooij van de Orde van Medisch Specialisten. „Maar in de praktijk valt dat mee en verschilt het sterk per specialisme.”[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Erica Verdegaal
    “Opereren: 150 euro per uur” (4 juli 2006) op nrc.nl