Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vre·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vreter vreters
verkleinwoord vretertje vretertjes

Zelfstandig naamwoord

de vreterm

  1. gulzige eter
Hyponiemen
Verwante begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen