Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vreet·bui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vreetbui vreetbuien
verkleinwoord vreetbuitje vreetbuitjes

Zelfstandig naamwoord

de vreetbuiv / m

  1. (informeel) plotselinge, heftige aanval van eetlust
  2. (medisch) bij lijders aan boulimia (eetverslaafden) periodiek optredend dwangmatig verschijnsel
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be