vraten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vra·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vreten |
vraten
- meervoud verleden tijd van vreten
- Wij vraten.
- Jullie vraten.
- Zij vraten.
- Wij vraten.
Zelfstandig naamwoord
de vraten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vraat