Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vracht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lading, last’ voor het eerst aangetroffen in 1286 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vracht vrachten
verkleinwoord vrachtje vrachtjes

Zelfstandig naamwoord

de vrachtm

  1. de lading van een vervoermiddel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen