Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vouw·den dub·bel
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
dubbelvouwen

vouwden (…) dubbel

  1. meervoud verleden tijd van dubbelvouwen
    • Wij vouwden dubbel. 
    • Jullie vouwden dubbel. 
    • Zij vouwden dubbel. 

Gangbaarheid