Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·uit·kijkt

Werkwoord

vervoeging van
vooruitkijken

vooruitkijkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitkijken
    • ... dat jij vooruitkijkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitkijken
    • ... dat hij vooruitkijkt.