Nederlands

 
Saskia en Serge in de voorronde van het songfestival van 1970
Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·ron·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorronde voorrondes
voorronden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voorrondev / m [1]

  1. een wedstrijd die bepaalt of iemand wel of niet aan de 'echte' wedstrijd mag meedoen
    • Het Nederlandse elftal is niet door de voorrondes gekomen en mag dus niet meedoen met het WK.  

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen