voorrekenen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: voorrekenen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- voor·re·ke·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor bw en rekenen ww
Werkwoord
voorrekenen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorrekenen |
rekende voor |
voorgerekend |
zwak -d | volledig |
- iemand niet alleen maar de uitkomst van een rekensom laten zien, maar ook laten zien hoe je tot die uitkomst komt
- "Dat is te verwaarlozen. Ik heb me een keer laten voorrekenen dat 30 procent kans op neerslag neerkomt op 1 of 2 millimeter per vierkante meter op een willekeurige plek in Nederland." [2]
- Minister Jan Kees de Jager (Financiën) ging er eens goed voor zitten gisteren. Lichtjes achteroverleunend en volkomen op zijn gemak wilde hij de financieel woordvoerders uit de Kamer precies voorrekenen hoe het zat met die steun aan Griekenland. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord voorrekenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Erik Hogeboom 17-02-07 Twee uurtjes kicken voor honderdduizend man
- ↑ Tubantia Michiel van der Geest 17-08-11 'Van der Staaij wint metaforenwedstrijdje eurodebat'