Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·jaars·re·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorjaarsregen voorjaarsregens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voorjaarsregenm

  1. een regenbui in de lente
     Zelf vergeleek Franciscus zijn prediking met de wolken, die zowel felle bliksemstralen als de milde voorjaarsregen op de aarde zenden.[2]
     De televisie stond voor de verandering uit, zodat het obstinate gekletter van de voorjaarsregen tegen de ramen als achtergrondmuziek fungeerde.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    J. van ’t Hul
    “Vreemde ode aan een vrome monnik” (13-06-2002), Reformatorisch Dagblad
  3. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2