voorbereidingswerk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·be·rei·dings·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voorbereiding zn en werk zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorbereidingswerk | voorbereidingswerken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het voorbereidingswerk o
- werk dat men moet doen voordat men met de eigenlijke werkzaamheden kan beginnen
- ▸ In Dresden waren echter veel Aziatische toppers niet aanwezig. De Zuid-Koreanen Suk Hee Shim, Min Jeong Choi en Ji Yoo Kim kozen voor voorbereidingswerk op de Asian Winter Games en de Schotse Elise Christie kon niet meedoen vanwege oogklachten.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'voorbereidingswerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Schulting na historische zege: eindelijk, ik ben zó blij!” (Zondag 5 februari 2017), NOS