Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·stroomt

Werkwoord

vervoeging van
volstromen

volstroomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volstromen
    • ... dat jij volstroomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volstromen
    • ... dat hij volstroomt. 

Gangbaarheid