volksregering
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- volks·re·ge·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | volksregering | volksregeringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- regering die bestaat uit leden van het 'gewone' volk
- ▸ `Neem me niet kwalijk, meneer,' zei hij, 'dat ik u niet meteen de titel heb gegeven waaronder u zich liet aandienen, maar u weet dat we onder een volksregering leven en ik ben een vertegenwoordiger van de belangen van het volk.[2]
- ▸ Het rumoer klinkt tot in de raadszaal van het stadhuis, waar leden van de nieuwe volksregering bijeenzitten om een voorlopige constitutie te ontwerpen.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord volksregering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “De graaf van Monte-Cristo” (2007), L.J. Veen , ISBN 9789020413021
- ↑ Johanna van Ammers-Küller“Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723