Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·bal·trai·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetbaltrainer voetbaltrainers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voetbaltrainerm

  1. (beroep) (voetbal) een trainer die eindverantwoordelijk is voor de prestaties van een voetbalteam
     Ejdelmans woorden doen me denken aan voetbaltrainer Bert van Lingen, die enige jaren de assistent van Dick Advocaat in Sint-Petersburg was en grote moeite had met de Russische voetballers.[2]
     De voetbaltrainer weet nog goed hoe hij in 2017 voor het eerst kennismaakt met de Braziliaan. "Toen ik kwam bij PSV, was hij net Eindhoven in gelopen en deed hij mee aan de Otten Cup, een internationaal jeugdtoernooi. Daar werd hij gelijk speler van het toernooi."[3]
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron “Mauro Junior in Oranje? Nederlands paspoort vooral interessant voor transfer” (ZA 12 MAART 2022), NOS