voetbalkalender
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voet·bal·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetbalkalender | voetbalkalenders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de voetbalkalender m
- (voetbal) het geheel aan geplande voetbalwedstrijden, speelrondes en internationale wedstrijden
- Als gevolg van de uitbraak van het coronavirus vond er een aardverschuiving plaats in de voetbalkalender.