Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vloeit sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenvloeien

vloeit (...) samen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvloeien
    • Jij vloeit samen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvloeien
    • Hij vloeit samen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van samenvloeien
    • Vloeit samen! 

Gangbaarheid