Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vloei·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afvloeien

vloeiden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afvloeien
    • Wij vloeiden af. 
    • Jullie vloeiden af. 
    • Zij vloeiden af. 

Gangbaarheid