Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg·tuig·on·ge·luk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegtuigongeluk vliegtuigongelukken
verkleinwoord vliegtuigongelukje vliegtuigongelukjes

Zelfstandig naamwoord

het vliegtuigongeluko

  1. (luchtvaart) ongeluk met een vliegtuig
    • Het ergste vliegtuigongeluk uit de luchtvaartgeschiedenis vond plaats op 27 maart 1977 op Tenerife, op het vliegveld Los Rodeos alwaar twee vliegtuigen van het type Boeing 747 op elkaar botsten op de startbaan van het vliegveld en er 583 mensen omkwamen. 
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid