vleeswond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vlees·wond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vlees en wond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vleeswond | vleeswonden |
verkleinwoord | vleeswondje | vleeswondjes |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) wond die dieper is dan de huid, waarbij alleen spieren geraakt zijn en dus geen inwendige organen, zenuwen, bloedvaten of botten zijn beschadigd
- Veel verwondingen vereisen operatief ingrijpen binnen uren of dagen. Buik-, hoofd- en ledemaatwonden moeten bijna allemaal operatief worden behandeld. Al was het alleen maar om uit vleeswonden dood weefsel weg te snijden en er scherven, kogels en resten huid en kleding uit te halen en de wond te ontsmetten. [2]
Gangbaarheid
- Het woord vleeswond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vleeswond" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Wim Köhler 20 januari 1991
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be