Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlecht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gevlochten hoofdhaar, streng’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vlecht vlechten
verkleinwoord vlechtje vlechtjes

Zelfstandig naamwoord

de vlechtv / m

  1. een gebonden pluk haar of andere vezels
     Deze persoon had gigantisch gespierde kuiten en twee lange blonde vlechten onder een versleten baseballcap.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vlechten

vlecht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van vlechten
  2. gebiedende wijs van vlechten

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen