vistasje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·tas·je
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
het vistasje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vistas
- Uit een hokje bij de woning van de heer J. D. Jorna, Nijlânsdyk 97c, zijn zondagmorgen twee hengels en een vistasje met inhoud gestolen. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'vistasje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "Visuitrusting gestolen uit flat aan Nijlânsdyk" in: Leeuwarder Courant jrg.221 nr. 135 (12 juni 1972); p. 9 kol. 1; geraadpleegd 2017-05-27