vispopulatie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·po·pu·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis en populatie zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vispopulatie | vispopulaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de vispopulatie v
- het totaal aan vissen op een bepaalde plek
Gangbaarheid
- Het woord vispopulatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.