visfuik
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·fuik
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis en fuik [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visfuik | visfuiken |
verkleinwoord | visfuikje | visfuikjes |
Zelfstandig naamwoord
- fuik om vis mee te vangen
Gangbaarheid
- Het woord 'visfuik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.