Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·rus·haard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord virushaard virushaarden
verkleinwoord virushaardje virushaardjes

Zelfstandig naamwoord

de virushaardm

  1. (medisch) een plaats waar een virus zich snel verspreidt
    • De virushaard werd ingedamd door de maatregelen die de overheid nam.