Nederlands

 
[1] zicht op een villapark
Uitspraak
Woordafbreking
  • vil·la·park
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord villapark villaparken
verkleinwoord villaparkje villaparkjes

Zelfstandig naamwoord

het villaparko

  1. een buurt of wijk van een stad met veel villa's en veel groen
    • Hoewel een meerderheid van de gemeenteraad bepaalde dat de naastgelegen villa’s van het nodige groen voorzien moeten worden, laten diezelfde bewoners weten juist blij te zijn met de ondernemer. „Hij heeft niet alleen heerlijke pizza’s, maar houdt ook een oogje in het zeil. Fijn die sociale controle”, aldus een bewoner van het villaparkje.[2] 
  2. een recreatiegebied met vakantievilla's
    • Binnen de gemeenteraad Schouwen-Duiveland staan de leden al jaren recht tegenover elkaar vanwege het Brouwerseiland. Groen licht voor dit villapark is de vleesgeworden angst van menig inwoners van Zeeland. Nu is besloten dat er gebouwd mag worden in de oude werkhaven van het Grevelingenmeer is het eiland verder verdeeld geraakt.[3] 
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf MARIEKE VAN ESSEN 09 jan. 2018
  3. de Telegraaf SIGRID BURG 29 jun. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be