Nederlands

 
viervoetig beeldje
Uitspraak
Woordafbreking
  • vier·voe·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘met vier voeten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Samenstellende afleiding van vier en voet met het achtervoegsel -ig [2]
stellend
onverbogen viervoetig
verbogen viervoetige
partitief viervoetigs

Bijvoeglijk naamwoord

viervoetig

  1. van een dier of voorwerp dat het vier voeten heeft
    • De eerste dinoveertjes waren sowieso geen volwaardige slagpennen, maar pluizige en borstelige plukjes dons die dieren warm hielden. Paleontologen vinden steeds meer dino’s met zulke oerveertjes. Aanvankelijk vooral dino’s die aan vogels verwant zijn, maar deze zomer werd voor het eerst een viervoetige, plantenetende dino met pluis beschreven.[3] 
  2. betrekking hebbend op honden
    • Automatische gezichtsherkenning bij weggelopen en gevonden honden is een groeimarkt, door het mobieltje. Maar de programma’s zitten nog in de puppyfase. Gezichtsherkenningsprogramma’s voor mensen moeten flink aangepast worden voor viervoetig gebruik, blijkt nu.[4] 
    • Er zijn zelfs speciale agentschappen om hondenzaken waar te nemen. Bij bureau Animal Actors scheppen ze op over viervoetige cliënten met rollen in True Grit en No Country for Old Men. Agentschap Hollywood Paws heeft een brochure: How to Make Your Pet a Star.[5] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen