Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Latijnse ˈvia' (weg) [2]

Voorzetsel

via

  1. langs
    • Van Rotterdam naar Alphen a/d Rijn via Leiden of via Gouda. 
  2. door gebruik te maken van, met behulp van, door bemiddeling van
    • Via zijn vriend werd het contact gelegd. 
     Guthook is een interactieve kaart van de PCT die via gps precies aangeeft waar je je bevindt.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Latijn

Zelfstandig naamwoord

via v

  1. weg
    «Eventu suffragii nuntiato in viis Teherani tumultus violenti orti sunt. [1]»
    Nadat de afloop van de stemming gemeld was, ontstonden in de straten van Teheran gewelddadige tumulten.
Verbuiging


Verwijzingen