Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ves·ti·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vestiging vestigingen
verkleinwoord vestigingetje
vestiginkje
vestigingetjes
vestiginkjes

Zelfstandig naamwoord

de vestigingv

  1. het zich vestigen.
  2. een locatie waar een organisatie vanuit werkt
    • Het lijkt misschien het makkelijkst om op aarde een kant-en-klare maanmodule te bouwen en die vervolgens naar de maan te sturen. Toch pleit Vermeulen om juist gebruik te maken van de grondstoffen van de maan zelf, om zo onafhankelijk te zijn van de aarde. Een efficiënte manier is om bijvoorbeeld gebruik te maken van de bewoonbare lavatunnels waar een vestiging in gebouwd kan worden. Op die manier biedt het oppervlak van de maan zelf voldoende bescherming [2] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen