Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ves·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vesten
vestte
gevest
zwak -t volledig

Werkwoord

vesten [2]

  1. bevestigen, vastmaken

Zelfstandig naamwoord

de vestenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vest

de vestenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord veste


Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen