verwisselt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verwisselt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ver·wis·selt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verwisselen |
verwisselt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwisselen
- Jij verwisselt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwisselen
- Hij verwisselt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verwisselen
- Verwisselt!