Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • ver·wer·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwerpen
verwierp
verworpen
klasse 3 volledig

Werkwoord

[A] verwérpen

  1. overgankelijk afkeuren, afwijzen
    • Het rapport werd meteen verworpen omdat het vol met taalfouten stond. 
  2. wraken
  3. verstoten
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwerpen
-
-
onvolledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als samenstelling.

Werkwoord

[B] vérwerpen

  1. overgankelijk over een grote afstand gooien
    • Met deze vislijn kun je accuraat en gemakkelijk verwerpen. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen