Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·wen·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verwensing verwensingen
verkleinwoord verwensinkje verwensinkjes

Zelfstandig naamwoord

de verwensingv

  1. vloek of belediging
  2. het toewensen van onheil
    • Dan verschijnt Carabosse triomfantelijk, zich erover verheugend dat haar verwensing is uitgekomen.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen