Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·voers·on·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vervoersonkosten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vervoersonkostenmv

  1. (verouderd) (economie) geld dat men moet uitgeven voor het op een andere plaats brengen van zaken of personen

Gangbaarheid