vervoersector
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·voer·sec·tor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vervoer zn en sector zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vervoersector | vervoersectoren vervoersectors |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de vervoersector m
- (economie) (verkeer) alle bedrijven en organisaties die zich bezighouden met het transport van mensen en zaken
- ▸ In twee jaar tijd groeide de omzet in de elektrisch-vervoersector met 44 procent, naar 1,3 miljard euro. Het aantal banen in de sector steeg in die periode met 28 procent tot 4290, blijkt uit een rapport van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).[1]
- ▸ Vooral in de zakelijke dienstverlening en in de handel en de vervoersector kromp het aantal banen sterker dan eerder geraamd.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. alle bedrijven en organisaties die zich bezighouden met het transport van mensen en zaken
Gangbaarheid
- Het woord vervoersector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Leen Kraniotis“Is de laadpaal straks het belangrijkste Nederlandse exportproduct?” (16-10-2019), NOS
- ↑ Weblink bron “CBS: sterkere krimp economie” (25-06-2013), NOS