Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·val·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vervaldag vervaldagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vervaldagm

  1. de laatste dag waarop een (financiële) verplichting kan worden voldaan; de dag dat een schuld opeisbaar is
    • Vroeger konden klanten nooit zomaar rood staan omdat banken treuzelden met overschrijvingen. De valutadatum is de vervaldag of de dag waarop een bedrag rentedragend is. Vroeger was die gelijk aan de boekingsdatum, legt Bastiani uit: Je vulde een overschrijvingsformulier in en dat werd dan altijd minimaal een dag later om 01.00 uur verwerkt.[2] 
  2. de dag waarna iets niet meer geldig is
    • Sinds december vorig jaar hebben al 2 miljoen gebruikers van prepaidkaarten zich bij hun mobiele operator geregistreerd. Zowat 1,6 miljoen anderen deden dat nog niet. Als deze trend zich voortzet, zullen 1,2 miljoen simkaarten volgens telecomregulator BIPT niet zijn geïdentificeerd voor de vervaldag. In dat geval zullen ze definitief worden geschrapt door de operatoren: gebruikers zullen hierna dus niet meer kunnen bellen of gebeld worden, sms’en of surfen op het internet met deze kaart.[3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen