Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·tin·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vertinsel vertinsels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vertinselo

  1. tin waarmee men een voorwerp van een tinlaagje kan worden voorzien
  2. voorwerp dat bedekt is met een tinlaag

Gangbaarheid

24 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen