Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·splin·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
versplinteren

versplinterde

  1. enkelvoud verleden tijd van versplinteren
    • Ik versplinterde. 
    • Jij versplinterde. 
    • Hij, zij, het versplinterde. 
  2. verbogen vorm van versplinterd, voltooid deelwoord van versplinteren