versnel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·snel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
versnellen |
versnel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versnellen
- Ik versnel.
- gebiedende wijs van versnellen
- Versnel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versnellen
- Versnel je?