Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ra·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verklappen, trouweloos handelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
  • afgeleid van raden met het voorvoegsel ver- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verraden
verried
verraadde
verraden
klasse 7

zwak -d
gemengd

volledig

Werkwoord

verraden

  1. overgankelijk ontrouw worden aan wat men heeft voorgedaan te zullen steunen
    • Hij verried zijn vaderland en heulde met de vijand. 
  2. overgankelijk een geheim prijsgeven
    • Zijn nerveuze handelwijze verraadt dat hij zich allerminst op zijn gemak voelt. 
     Volgens de overlevering vluchtten meisjes uit Plancher-Les-Mines gedurende de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) de bossen in om te ontkomen aan bloeddorstige huurlingen in dienst van de Zweedse bezetter. Een sneeuwspoor van een kind verraadde hun schuilplaats.[3]
     Te midden van de zondagsflaneurs op de Strandvàgen, het meest conservatief-burgerlijke gebied van Stockholm, vermengden de terug naar huis kerende demonstranten zich met burgers alsof ze geen vijanden waren, al verraadden de kleren direct wie wie was.[4]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van verraden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)

Werkwoord

vervoeging van: verraden…
geen verbogen vorm

verraden

  1. voltooid deelwoord van verraden

Zelfstandig naamwoord

de verradenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verraad

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen