Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·poos·de

Werkwoord

vervoeging van
verpozen

verpoosde

  1. enkelvoud verleden tijd van verpozen
    • Ik verpoosde. 
    • Jij verpoosde. 
    • Hij, zij, het verpoosde. 
  2. verbogen vorm van verpoosd, voltooid deelwoord van verpozen