Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·plet·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
verpletteren

verpletterde

  1. enkelvoud verleden tijd van verpletteren
    • Ik verpletterde. 
    • Jij verpletterde. 
    • Hij, zij, het verpletterde. 
  2. verbogen vorm van verpletterd, voltooid deelwoord van verpletteren