vermaken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘anders maken’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- afgeleid van maken met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vermaken |
vermaakte |
vermaakt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
vermaken
- overgankelijk iemand prettig en leuk bezighouden
- Zij vermaken hun gasten met interessante verhalen.
- overgankelijk een kledingstuk veranderen
- Omdat zij erg klein zijn, vermaken zij hun broeken altijd zo dat ze niet op de pijpen gaan staan.
- overgankelijk (juridisch) iets in een testament toebedelen
- Zij vermaken hun huis aan hun enige kind.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iemand prettig en leuk bezighouden
2. een kledingstuk veranderen
3. iets in een testament toebedelen
Zelfstandig naamwoord
de vermaken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vermaak
Gangbaarheid
- Het woord vermaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vermaken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "vermaken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Werkwoord
vermaken
- vermaken; iemand prettig en leuk bezighouden
Veluws
Werkwoord
vermaken
- vermaken; iemand prettig en leuk bezighouden