Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·los

Werkwoord

vervoeging van
verlossen

verlos

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verlossen
    • Ik verlos. 
  2. gebiedende wijs van verlossen
    • Verlos! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verlossen
    • Verlos je?